Zoeken
Sluit dit zoekvak.

Stilte na de storm

De klok aan de wand tikt luid en lijkt de stilte die na mijn vraag tussen ons hangt nog eens extra te benadrukken.  Tot mevrouw A. luidruchtig haar neus snuit. ‘Ik weet het ook niet meer,’ zegt ze en kijkt me met waterige oogjes hulpzoekend aan. Ik heb met haar te doen.  Een paar maanden geleden is ze naar deze serviceflat verhuisd. Een grote stap, want het is niet niks om op je tweeënnegentigste nog te verkassen en daarbij je spullen vanwege de ruimte te moeten beperken tot het hoognodige,  een deel van je geschiedenis achter je te laten en onder ogen moeten zien dat dit waarschijnlijk je laatste woonplek zal zijn.

Ze heeft daarbij weliswaar hulp gehad van haar zoon en schoondochter maar, zo heb ik inmiddels begrepen, daar zijn ook de problemen begonnen.
‘Zij regelden alles,’ zegt mevrouw A. ‘Het leek of ik er niets meer over te zeggen had, alsof ik zelf een stuk meubilair was. Wat ik ook zei, het antwoord was steeds dat ik me daar niet druk over moest maken, dat ik ze nu gewoon even de dingen moest laten doen die moesten gebeuren en dat het in orde zou komen. Maar het voelde niet goed…’  Ze schudt haar hoofd en friemelt met haar zakdoekje. ‘Ik mag dan oud zijn, ik ben nog niet seniel. En het is wel MIJN leven!’

Op enig moment werd de onzekerheid haar teveel. De verkoop van haar vorige huis was achter de rug, maar hoe ze er financieel voorstond wist ze niet. ‘Er moesten nog rekeningen betaald worden, zei mijn zoon, hij had de papieren nog thuis. En steeds weer dat betuttelende toontje van hem… Ik begon te twijfelen. Waarom hield hij alles bij zich? Het maakte me onzeker, je hoort tegenwoordig zulke rare berichten over oudere mensen die opgelicht worden….’

        ”Ik mag dan oud zijn, ik ben nog niet seniel.”

Uiteindelijk, nu negen weken geleden, is de bom gebarsten en heeft ze haar zoon en schoondochter haar twijfels voor de voeten geworpen.  Sindsdien is er geen sprake meer van contact geweest. Stilte ná de storm.

Samen bekijken we online haar bankzaken. Alles lijkt in orde. De post komt gewoon op haar nieuwe adres, dus kennelijk zijn alle instanties op de hoogte gebracht van haar verhuizing.  Ik help haar om weer zelf de regie te pakken over haar eigen administratie en zie langzaam het besef binnendruppelen dat ze zich misschien in haar zoon vergist heeft.  ‘Wordt het geen tijd om hem eens te bellen?’ vraag ik voorzichtig. Ze durft het niet aan. Het is alsof een deel van haar vroegere zelfvertrouwen niet is meeverhuisd, zegt ze. ‘Ik weet het ook niet meer.’

’s Avonds bel ik, met haar toestemming, zoon en schoondochter die hoorbaar opgelucht zijn.  Ik probeer de impasse van mevrouw A duidelijk te maken. Zoon realiseert zich dat hij, in al zijn hulpvaardigheid, misschien wat te zeer over zijn moeder is heen gewalst. ‘Ik wilde het misschien wel té goed doen en liefst ook zo snel mogelijk. Al dat overleggen kost gewoon tijd en ik heb daarnaast ook mijn eigen bedrijf…’ Hij zegt toe eind van de week bij zijn moeder langs te gaan en het uit te praten.

De volgende dag wip ik zelf nog even bij haar binnen om het goede nieuws te melden. Als ik op het punt sta om te vertrekken, pakt ze zelf haar jas en rollator. ‘Ik loop even mee naar buiten. Dan haal ik bij de bakker vast verse spritsen. Daar is hij zo dol op…’